De meeste recente versie van de Omgevingsvisie van de provincie Zuid-Holland is in werking getreden op 15 maart 2022. De Omgevingsvisie bestaat uit 4 onderdelen:
- Ruimtelijke hoofdstructuur
De ruimtelijke hoofdstructuur toont de essentie en de samenhang van verschillende ruimtelijke beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie. Het integrale kaartbeeld van de ruimtelijke hoofdstructuur is opgebouwd uit de volgende kaartbeelden:
- het dagelijks stedelijk systeem, dat bestaat uit de stedelijke agglomeratie en de daarmee via hov (hoogwaardig openbaar vervoer) verbonden regiokernen;
- de hoogstedelijke zone tussen Leiden en Dordrecht;
- het logistiek-industriële systeem van mainport, greenports langs vaarwegen en zware infrastructuur;
- de samenhang van grote landschappelijke eenheden met de stedelijke agglomeratie;
- de groene ruimte en de groenblauwe structuur;
- het bodem- en watersysteem;
- energie.
In aanvulling hierop toont de ruimtelijke hoofdstructuur van de ondergrond indicatief de ruimtelijke situatie van de ondergrond.
De provincie wil meer vertrouwen geven aan maatschappelijke initiatieven. De provincie werkt daarom vanuit een aantal sturingsprincipes: opgavegericht, provinciaal belang en maatwerk.
De provincie heeft zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving. Deze ambities zijn geworteld in de historie, ligging en economische structuur van Zuid-Holland en zijn gekoppeld aan de strategische uitdagingen waar de regio voor staat. De provincie heeft de volgende ambities:
- naar een klimaatbestendige delta;
- naar een nieuwe economie: the next level;
- naar een levendig meerkernige metropool;
- energievernieuwing;
- best bereikbare provincie;
- gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.
- Omgevingskwaliteit
Onder 'omgevingskwaliteit' wordt verstaan: het geheel aan kwaliteiten die de waarde van de fysieke leefomgeving bepalen. De volgende onderdelen vormen de basis van de omgevingskwaliteit:
- een beschrijving van de unieke kwaliteiten van Zuid-Holland: de drie deltalandschappen, de Zuid-Hollandse steden en de strategische ligging in internationale netwerken;
- een beschrijving van de bestaande omgevingskwaliteit op basis van de leefomgevingstoets, met aandacht voor aspecten van milieukwaliteit. Hiertoe implementeert de provincie de beleidscyclus en monitor Omgevingskwaliteit;
- een nadere uitwerking van het provinciale beleid voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit, op basis van de 'kwaliteitskaart' en de 'richtpunten ruimtelijke kwaliteit'.
- Beleidskeuzes
De provincie heeft in de Omgevingsvisie een overzicht gemaakt van samenhangende beleidskeuzes (zie Omgevingsvisie Zuid Holland).
Planspecifiek
- Ruimtelijke hoofdstructuur
De ruimtelijke hoofdstructuur is voor het beoogde initiatief niet specifiek van belang gezien de aard en omvang van het initiatief.
De ambities van de provincie zijn niet specifiek van toepassing voor het beoogde initiatief, maar vormen tevens geen belemmering voor de ontwikkeling.
- Omgevingskwaliteit
Voor de beoogde ontwikkeling is de omgevingskwaliteit wel van belang. Hiervoor zullen de relevante kaartlagen van de kwaliteitskaart en de bijbehorende richtpunten nader worden omschreven.
Laag van de ondergrond
De kaartlaag 'laag van de ondergrond' toont dat het plangebied is gelegen in 'bijzonder reliëf - oude stroomgordels en geulafzettingen'. Zuid-Holland is met uitzondering van de duinen en de dijken relatief plat. Op dit platte land is nog een aantal bijzondere, natuurlijke hoogteverschillen te vinden. Dit betreft strandwallen in de kustzone, oude stroomruggen, kreken en geulafzettingen, rivierduinen met donken en oude bovenlanden met restveen.
Daarnaast is de planlocatie gelegen in een 'veencomplex - oude zeeklei'. Een groot deel van Zuid-Holland bestaat uit veengronden met een hoge waterstand. Het veen kent een geringe draagkracht. Daarnaast zijn hier een groot aantal bestaande en voormalige plassen gelegen. De voormalige plassen zijn drooggemalen en staan bekend als droogmakerijen. De ondergrond in deze droogmakerijen varieert van venig tot (oude zee)klei. Bij deze droogmakerijen treedt (in de toekomst) mogelijk verzilting op en wordt het waterbeheer steeds lastiger.
De relevante richtpunten bij de 'laag van de ondergrond' zijn:
- Ontwikkelingen houden de onregelmatige patronen en het reliëf in het landschap herkenbaar en in stand.
- Waar mogelijk worden de archeologische waarden van deze structuren meer herkenbaar gemaakt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
- Ontwikkelingen in droogmakerijen leveren een bijdrage aan een duurzame waterhuishouding.
In en nabij het plangebied is geen sprake van onregelmatige patronen en het reliëf in het landschap. Het enige hoogteverschil dat ervaren wordt is de N207, die ten opzichte van het landschap wat hoger is gelegen. Vanwege de aanleg van de N207 en de parallelweg is uitgesloten dat er structuren met archeologische waarden aanwezig zijn. Het is dan ook niet mogelijk hier rekening mee te houden. Bij de aanleg van de parallelweg is reeds rekening gehouden met een duurzame waterhuishouding. Daarmee zal de veenbodem geen hinder ondervinden van het plan.
Laag van de cultuur- en natuurlandschappen
De kaartlaag 'laag van de ondergrond' geeft weer dat het plangebied is gelegen in een 'droogmakerij (klei)'. Droogmakerijen zijn ontstaan uit natuurlijke meren en uit verveningen. Ze hebben een duidelijke begrenzing door een ringdijk, ringvaart of oude hoge oeverlanden. Het landschap is visueel open (tenzij het is verstedelijkt), grootschalig en ligt gemiddeld enkele meters lager dan de omgeving.
Een relevant richtpunt is dat nieuwe ontwikkelingen in de droogmakerij worden vormgegeven als eigentijdse objecten aan de ontginningslijnen, passend bij de schaal en het patroon van de rechthoekige verkaveling, met strakke groene omzoming en behoud van ruime doorzichten. Aangezien het tankstation wordt ingepast op een bestaande kavel in de oksel tussen N207 en de Vriezenweg wordt het verkavelingspatroon van de polder niet verder aangetast. De rotonde N207/Vriezenweg met aanliggende bebouwing vormt een kleinschalig bebouwingscluster in het landschap, waar verder aan de Vriezenweg verspreidt nog enkele boererven voorkomen. Omdat de sprake is van enige clustering van bebouwing rondom de rotonde blijven de doorzichten in de polder vrijwel intact.
Laag van de stedelijke occupatie
Op de kaartlaag 'laag van de stedelijke occupatie' is de N207 aangeduid als 'provinciale weg'. Buiten het stedelijk gebied worden rijks- en provinciale wegen niet als verstedelijkingsas benut. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen die een relatie hebben met de weg concentreren zich bij de op- en afritten van de weg. Ondanks dat het plangebied niet tot de provinciale weg behoort, heeft het er in functioneel opzicht wel een sterke relatie mee. Daar de ontwikkeling plaatsvindt nabij de rotonde en het bestaande bebouwingscluster, fungeert de N207 niet als verstedelijkingsas.
- Beleidskeuzes
De ontwikkeling sluit aan bij de beleidskeuze 'behoud en versterking ruimtelijke kwaliteit'. Het ruimtelijke kwaliteitsbeleid bestaat uit de voorgenoemde lagen van de kwaliteitskaart. Daarnaast zijn er gebiedsprofielen opgesteld, gezamenlijk met decentrale overheden en andere partijen in de regio. De gebiedsprofielen hebben de status van handreiking, maar nadrukkelijk niet de status van toetsingskader.
Het plangebied valt binnen het gebiedsprofiel 'Hollands Passengebied'. Voor elk gebiedsprofiel zijn meerdere kaarten beschikbaar. Hieronder worden alleen de voor het plangebied relevante kaarten besproken die een aanvulling vormen op de reeds genoemde aspecten van de kwaliteitskaart:
Droogmakerij als herkenbare eenheid
Het plangebied bevindt zich in een droogmakerij. De droogmakerij is ter plaatse van het plangebied reeds niet meer herkenbaar. De beoogde ontwikkeling verslechtert deze situatie niet.
Weg door stad en land
Op sommige delen van de snelwegen en N-wegen heeft men vanaf de weg een goed zicht op het landschap. Daar waar sprake is van grotere doorzichten spreekt men van een panorama: een plek waar sprake is van een hoogwaardige Zuid-Hollandse reis ervaring, een beleefbaar en zichtbaar landschap dat typisch is voor Zuid-Holland. De bijbehorende ambities richten zich op het in stand houden van de panorama's en waar mogelijk nieuwe zichten maken op het landschap. Bij wegontwerpen wordt rekening gehouden met landschappelijke oriëntatiepunten en hoogteverschillen. Met de voorgenomen ontwikkeling worden de panorama's zo min mogelijk aangetast. De bebouwing ten westen van het plangebied beperkt reeds het zicht. Ook de ligging nabij een rotonde en naast een woonperceel waar twee woningen zijn toegelaten, betekent dat het zicht op het landschap hier al beperkt is en minder aan de orde is.
Linten blijven linten
Het plangebied bevindt zich aan het boerenervenlint van de Vriezenweg en de N207. Het lint is hier door de ontwikkeling van de rotonde niet herkenbaar als lint maar er zijn nog wel doorzichten naar het ommeland. De manier waarop de bebouwing is georiënteerd zorgt ervoor dat de doorzichten zo min mogelijk worden aangetast. Daarnaast vindt de ontwikkeling dicht bij de rotonde plaats. Hiermee is de ontwikkeling passend binnen het lint.
Conclusie
Met de beoogde ontwikkeling zijn er geen belemmeringen vanuit de Omgevingsvisie. De ruimtelijke kwaliteit verbetert en er wordt aangesloten bij de gebiedsprofielen. De beoogde herontwikkeling past binnen de Omgevingsvisie en is in lijn met de provinciale ambities.