4.6 Bodem
In het kader van de planologische procedure dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Door middel van een bodemonderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen. Een bodemonderzoek is gericht op bodembedreigende stoffen. Hiervoor dient er eerst naar de huidige functie van het plangebied te worden gekeken. Het bodemonderzoek moet namelijk de bodemkwaliteit vaststellen alvorens er activiteiten en werkzaamheden plaatsvinden in het kader van de beoogde ontwikkeling. Op deze wijze kan men bepalen of de bodemkwaliteit de nieuwe ontwikkeling toelaat.
Conclusie
Het uitvoeren van een bodemonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht indien mensen er niet langer dan twee uur per dag verblijven, dit geldt onder ander voor schuren. Voor de realisatie van de jongveestal kan worden aangenomen dat personen hier niet langer dan twee uur per dag zullen verblijven. Het uitvoeren van een bodemonderzoek is derhalve niet noodzakelijk. Daarbij is er geen sprake van een wijziging van het gebruik van de gronden. De functie blijft gelijk en er is geen sprake van een milieugevoelige bestemming. Vanuit het aspect bodem bestaat er geen bezwaar tegen de uitbreiding van het bouwvlak.