Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Dorpshart Leimuiden Noordzijde
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1884.BPDHLEIMUIDENNOORD-VAS1

4.9 Flora en fauna

Sinds 1 april 2002 is de Flora- en Faunawet in werking getreden. Deze wet biedt het juridisch kader voor de bescherming van dier- en plantensoorten in Nederland en bevat onder andere de implementatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde plant- en diersoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3).
 
Bij ruimtelijke ingrepen zoals het realiseren van woningbouw, dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied in het kader van bijvoorbeeld de Habitat- of Vogelrichtlijn. Wat betreft soortbescherming is de flora- en faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
 
Gebiedsbescherming
Aangezien het projectgebied niet in of nabij een Vogel- en Habitatrichtlijngebied of een beschermd Natuurmonument ligt, is gebiedsbescherming in het kader van de Natuurbeschermingwet niet aan de orde. Het gebied ligt wel nabij de Ecologische Hoofdstructuur.
 
Soortenbescherming
Er zijn een tweetal algemene voorwaarden vanuit de Flora- en faunawet van toepassing:
  1. in het broedseizoen van vogels (half maart tot half juli) mogen de vegetatie, bosjes en opstallen in het projectgebied niet worden verwijderd. De start van werkzaamheden tijdens deze periode zouden leiden tot directe verstoring van broedvogels en het broedsucces. Alle vogels zijn beschermd. Er is geen vrijstelling te verkrijgen in het kader van de Flora- en faunawet voor activiteiten die vogels in hun broedseizoen zouden kunnen verstoren;
  2. op basis van de zorgplicht volgens artikel 2 van de Flora- en faunawet dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren.
Zo dienen maatregelen te worden getroffen om bijvoorbeeld verstoring tot een minimum te beperken. Dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood. Dit kan door:
  • het beperken van verlichting tijdens de avonduren in zomer, voorjaar en herfst ten behoeve van vleermuizen en andere nachtdieren;
  • het slopen en rooien starten buiten het voortplantingsseizoen en het winter(slaap)seizoen. Zodat het projectgebied ongeschikt wordt als voortplantingsgebied.
Een verdere aanbeveling geldt de rugstreeppad. Rugstreeppadden overwinteren in braakliggende en opgespoten, vergraafbare (zandige) terreinen. Bij grondwerkzaamheden en als zand wordt opgespoten, wordt het terrein wel geschikt voor deze strikt beschermde soort. In het kader van de zorgplicht wordt daarom aanbevolen het terrein niet langer dan strikt noodzakelijk braak te laten liggen. Speciale aandacht gaat hierbij uit naar de periode augustus-april.
Maatregelen om kolonisatie door de rugstreeppad te voorkomen zijn:
  • paddenschermen plaatsen, als de bouw langere tijd wordt stil gelegd in braakliggende toestand;
  • afdekken of dempen van natte plekken.
Op grond van de flora en fauna wetgeving dient dus onderzocht te worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten, de zogenaamde rode lijst, en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.
 
Door Bugel Hajema is een Flora en Fauna onderzoek[1] uitgevoerd. De conclusie van het onderzoek is dat er mogelijk enkele beschermde soorten zijn maar hiervoor is een algemene ontheffing te verkrijgen. Daarnaast wordt geconcludeerd dat er mogelijk vleermuizen in het gebied foerageren en verblijven. Op basis van deze conclusie is nader onderzoek noodzakelijk om te bepalen waar vleermuizen voorkomen in het plangebied. Voor deze soorten geldt bij aantasting van vaste rust- en verblijfsplaatsen een ontheffingplicht in het kader van de Flora- en faunawet. Om de exacte verblijf en foerageer plekken van vleermuizen in beeld te brengen is een afzonderlijk vleermuizen onderzoek uitgevoerd.
 
Vleermuizenonderzoek.
Door adviesbureau Tauw is een vleermuizenonderzoek[2] uitgevoerd om een beeld te krijgen van de vleermuizen in het gebied. In het onderzoek wordt vermeld dat er drie vleermuissoorten in het gebied actief zijn. De Gewone en Ruige dwergvleermuis en de laatvlieger. In het onderzoeksgebied zijn tevens twee verblijfplaatsen aangetroffen waarvan één in onderhavig bestemmingsplangebied. De planvorming zoals opgenomen in het bestemmingsplan is van nadelige invloed op zowel de vliegroutes als de verblijfplaats. Voor het verstoren van de vleermuizen is een ontheffing van LNV noodzakelijk. Als onderdeel van de ontheffing moet aangetoond worden welke mitigerende maatregelen getroffen worden om de nadelige beïnvloeding te compenseren. Voor het plan is een ontheffing van de Flora en Faunawet aangevraagd bij LNV. 
 
Conclusie
Door Bugel Hajema is een Flora en Fauna onderzoek uitgevoerd. Het rapport concludeert dat er geen gevolgen zijn door gebiedsbescherming. Ten aanzien van de soortenbescherming wordt geconcludeerd dat er mogelijke beschermde soorten zijn maar hiervoor is een algemene ontheffing te verkrijgen. Tevens is door adviesbureau Tauw een vleermuisonderzoek uitgevoerd, hieruit is gebleken dat er vleermuizen zijn gevonden in het plange-bied. Om het plan mogelijk te maken is een onteffingsverzoek van de Flora en faunawet aangevraagd. Voor de uitwerking van het bestemmigsplan zal dan ook voldaan worden aan het gestelde in de Flora en faunawet. Voor de financiële borging wordt verwezen naar hoofdstuk 5.


[1] Flora en Fauna onderzoek Bugel Hajema adviseurs, Dorpshart Leimuiden, 22-09-05
[2] Vleermuisinventarisatie, Tauw, Kenmerk N001-4638979MGK-MYA-V01-NL, 8-12-09