direct naar inhoud van Artikel 13 Waterstaat - waterkering
Plan: N207
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1884.BPN207kenb-VAS1

Artikel 13 Waterstaat - waterkering

13.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waterstaat - waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van de waterkering;
  • b. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende (dubbel)bestemmingen.
  • c. Een en ander met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en 4 van deze bestemmingsplanregels;

13.2 Bouwregels
13.2.1 hoofdgebouwen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. op de gronden mogen bouwwerken ten dienste van de bedoelde bestemming worden gebouwd;
  • b. de maximale goot- en of bouwhoogte bedraagt:
    • 1. voor gebouwen: zoals bepaald in de daar voorkomende andere bestemming(en)
    • 2. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming zoals, maar niet uitsluitend, bakens en lichten: 6 meter
  • c. Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming, zijn uitsluitend toelaatbaar indien de belangen in verband met de betrokken waterkering niet worden geschaad en het college van burgemeester en wethouders hierover tijdig tevoren schriftelijk advies hebben ingewonnen bij de betrokken dijkbeheerder.
  • d. In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen en gebruik krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op en in de gronden als bedoeld in artikel 13.1, ten dienste van en behorende bij de in dat lid bedoelde doeleinden toegestaan:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bakens en lichten, tot een hoogte van 6 meter, en
    • 2. overige voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, en gebruiksvormen.
  • e. Het bouwen en gebruik krachtens andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in artikel 13.1, mag uitsluitend geschieden voor zover de belangen van de waterkering dat gedogen en vooraf advies ingewonnen is bij de desbetreffende dijkbeheerder.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.1voor het bouwen ten behoeve van de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen, mits daartegen uit hoofde van de bescherming van de waterstaat geen bezwaar bestaat; daartoe wordt vooraf advies ingewonnen bij de beheerder(s) van de boezem en de waterkering.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Verbodsbepaling

Behoudens het bepaalde in sublid 13.4.2, is het verboden zonder of in afwijking van en omgevingsvergunning op en in deze gronden de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • b. het aanleggen, verleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • c. het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden, waaronder begrepen het vergraven of ontgraven van bestaande kaden, dijken of taluds;
  • d. het aanleggen of aanbrengen van kaden of aanlegplaatsen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

13.4.2 Uitzonderingen verbodsbepaling

Het in sublid 13.4.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. het uitvoeren werken en/of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en van de gronden;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan;
  • c. werkzaamheden waarvoor een vergunning is verleend krachtens de Ontgrondingenwet;
  • d. het verharden van bestaande toegangspaden vanaf een weg tot een bouwvlak;
  • e. het verharden van gronden binnen het bouwvlak .

13.4.3 Toelaatbaarheid

Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 13.4.2 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de waarden als bedoeld in lid 13.1 sub a:

  • a. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel;
  • b. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen.

13.4.4 In te winnen advies

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in sublid 13.4.1 winnen Burgemeester en wethouders advies in van:

  • a. een door hen aan te wijzen ter zake deskundige inzake landschap en cultuurhistorie omtrent de gevolgen van voorgenomen werken en werkzaamheden voor het behoud en/of herstel van de waarden van het gebied en de eventueel te stellen voorwaarden;
  • b. het betreffende waterschap, indien de werkzaamheden betreffen het dempen of verleggen van sloten of het vergraven of ontgraven van dijken of taluds.