1.1 plan
Het bestemmingsplan Recreatieperceel Westeinde, Leimuiden met identificatienummer NL.IMRO.1884.BPWESTEINDEONG-VAS1 van de gemeente Kaag en Braassem.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanbouw
Een bijbehorend bouwwerk dat als functioneel onderdeel van een hoofdgebouw aan te merken is als een aangebouwde uitbreiding, die uit architectonisch oogpunt herkenbaar is als afzonderlijke en duidelijk ondergeschikte aanvulling op dat hoofdgebouw;
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 achtererfgebied
Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.7 afwijking
Een planologische afwijking van de regels uit het bestemmingsplan.
1.8 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 bestaand
bij bouwwerken:
- bestaand op het moment dat de ter inzage legging van dit bestemmingsplan als ontwerp, dan wel dat tijdstip vergund;
- na dat tijdstip mag worden gebouwd krachtens de Woningwet, waarbij de aanvraag tot omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk voor dat tijdstip is ingediend.
bij gebruik:
- bestaand ten tijde van het in kracht worden van het bestemmingsplan
1.10 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.11 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.12 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of een ander bouwwerk met dak;
1.13 bijgebouw
Een bijbehorend bouwwerk dat met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.14 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.15 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.16 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.17 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.18 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.19 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.20 bouwwerk, geen gebouw zijnde
Elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.
1.21 caravan
een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot recreatief woon-, dag-, of nachtverblijf van één of meer personen elders en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op verkeerswegen achter een personenauto te worden voortbewogen;
1.22 chalet
een permanent aanwezig gebouw, geen recreatiewoning of stacaravan zijnde, in één bouwlaag, grotendeels uitgevoerd in hout, bestemd om uitsluitend door één huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar recreatief bewoond te worden;
1.23 dagrecreatie
activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd buiten de eigen woning zoals sport en spel, natuurbeleving, amusement en uitstapjes, die uitsluitend plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag, zonder nachtverblijf en waartoe tevens horeca-activiteiten in de vorm van een kleinschalig horecabedrijf worden gerekend;
1.24 (dag)recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.25 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.26 hoofdgebouw
Eén of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.27 hoofdverblijf
de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van een persoon, gezin of andere groep personen, die een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is en die tenminste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid;
Van hoofdverblijf is sprake, indien het gebruik als woning door een persoon, gezin of andere groep personen:
- noopt tot inschrijving in de Basisregistratie Personen van de gemeente Kaag en Braassem overeenkomstig de wettelijke voorschriften van de Wet basisregistratie personen, en/of:
- inhoudt dat in de verblijfplaats, in een kalenderjaar, 183 maal of vaker, al dan niet achtereenvolgend door een zelfde persoon, gezin of andere groep mensen, nachtverblijf wordt gehouden.
1.28 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een (overwegend) gesloten dak;
1.29 perceel
Gronden die bij elkaar horen, omdat zij aan elkaar grenzen en in het gebruik een eenheid vormen, doordat zij uitsluitend bij hetzelfde bedrijf, dezelfde woning of dezelfde instelling behoren;
1.30 perceelsgrens
- Algemeen: grens van een bouw perceel;
- Voor: de grens van een perceel gelegen aan de zijde van de voorgevel van de woning;
- Zij: de grens tussen twee percelen, die de voor- en achterzijde van een perceel verbindt;
- Achter: de van de weg afgekeerde grens van een perceel;
indien meerdere zijden van het perceel van de weg afgekeerd zijn, wijzen burgemeester en wethouders een achterste perceelsgrens aan.
1.31 peil
- ten opzichte van gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
1.32 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.33 stacaravan
een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede, gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden;
1.34 tent
een constructie van (flexibele) stokken met daaroverheen gespannen doek waarin verbleven kan worden;
1.35 uitbouw
Een ondergeschikt bijgebouw dat deel uitmaakt van het hoofdgebouw als zijnde vergroting van de bestaande ruimten, op de begane grond;
1.36 verbeelding
de digitale of analoge tekening van het bestemmingsplan;
1.37 verblijfsrecreatie
recreatief verblijf buiten het hoofdverblijf, waarbij ten minste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen;
1.38 verblijfsrecreatief onderkomen
onderkomens bedoeld voor tijdelijk recreatief verblijf van personen die elders hun hoofdverblijf hebben; hieronder vallen kampeermiddelen, stacaravans, chalets, recreatiewoningen en zomerwoningen. De verblijfsrecreatieve onderkomens worden onderverdeeld in de volgende categorieën:
- categorie 1: kampeermiddelen, geen gebouwen zijnde (bijvoorbeeld tenten of caravans (niet zijnde stacaravans) op seizoensplaatsen);
- categorie 2: verblijfsrecreatieve gebouwen tot 36 m² met een maximum bouwhoogte van 4,0 m (bijvoorbeeld (sta)caravans of trekkershutten);
- categorie 3: verblijfsrecreatieve gebouwen tot 60 m² met een maximum goot- en bouwhoogte van 3,0 m respectievelijk 4,0 m, inclusief bijbehorende bouwwerken (bijvoorbeeld (sta)caravans, chalets, recreatie- of zomerwoningen op daarvoor bestemde terreinen);
- categorie 4: verblijfsrecreatieve gebouwen tot 90 m² met een maximum goot- en bouwhoogte van 3,0 m respectievelijk 6,0 m, inclusief bijbehorende bouwwerken (bijvoorbeeld vrijstaande recreatiewoningen).
1.39 voorgevel
De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.40 voorgevelrooilijn
Een denkbeeldige lijn die direct langs een voorgevel van een gebouw en in het verlengde ervan, ten opzichte van de voorgevels van bestaande hoofdgebouwen op de naast gelegen bouwpercelen, getrokken kan worden. Indien meerdere zijden van een gebouw naar de (water)weg gekeerd zijn of indien de voorgevel niet in de nabijheid van een weg gelegen is, wijst het bevoegd gezag een voorgevel/ meerdere voorgevellijn(en) aan.
1.41 zijerf
De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 De afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens
De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel.
2.2 De afstand tussen gebouwen
De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen zowel haaks als evenwijdig gepositioneerd.
2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouwen zijnde
Bij een bouwwerk op vlak maaiveld:
- tussen de bovenkant van het bouwwerk (bij beweegbare delen te meten in de uiterste stand) en het peil.
Bij bouwwerken op een talud of een dijk:
- de bovenkant van het bouwwerk (bij beweegbare delen te meten in de uiterste stand) en het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitend afgewerkt terrein.
2.4 De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of hart van scheidsmuren, gemeten 1,0 m boven peil.
2.5 De bouwhoogte van een gebouw
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.6 Het bebouwingspercentage
Een in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. Hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.
2.7 De goothoogte van een bouwwerk
Bij een bouwwerk op vlak maaiveld:
- de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het peil.
Bij bouwwerken op een talud of een dijk:
- de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitend afgewerkt terrein.
2.8 De oppervlakte van een gebouw
Tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren op 1,0 m boven peil.
2.9 De oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, met inbegrip van de buitenste verticale projecties van overkappingen.
2.10 Het vloeroppervlak van een gebouw
Gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw.
2.11 De inhoud van een gebouw
Boven peil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, buitenzijde van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren en de buitenzijde van daken, met inbegrip van aangebouwde bijgebouwen en dakkapellen.
2.12 De inhoud van een bouwwerk, geen gebouw zijnde
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde aan de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.13 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzicht van het horizontale vlak.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen ten behoeve van landschappelijke inpassing;
- hoogopgaande, streekeigen beplanting;
met daarin:
- wandel- en fietspaden;
- speelvoorzieningen;
- bij de bestemming behorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend terreinafscheidingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2 m.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nader eisen te stellen aan speelvoorzieningen en voet- en fietspaden ten einde te waarborgen dat deze geen afbreuk doen aan de landschappelijke inpassing van de recreatieve voorzieningen die met de groenvoorzieningen is beoogd.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in gronden met de bestemming '
Groen' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouw zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
- verwijderen opgaande beplanting, vellen/rooien van houtopstanden.
3.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van
artikel 3 lid 4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
- normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
3.4.3 Voorwaarden van een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 3 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschappelijke inpassing niet onevenredig wordt aangetast, hetgeen door de aanvrager aangetoond dient te worden.
Artikel 4 Recreatie - verblijfsrecreatie
4.1 Bestemmingsomschrijving
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - categorie 3': uitsluitend verblijfsrecreatieve onderkomens zoals genoemd in artikel 1.40 onder c;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, toegangswegen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater;
- met dien verstande dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - categorie 3' is met de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het toegestane maximum aantal verblijfsrecreatieve onderkomens aangeduid;
- indien de gebouwen niet aaneen worden gebouwd dient de afstand tussen de gebouwen ten minste 3,0 m te bedragen;
- bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd;
- overigens geldt het volgende, tenzij met de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte (m)' en/of 'maximum bouwhoogte (m)' anders is aangeduid:
| max. oppervlak | max. goothoogte | max. bouwhoogte |
verblijfsrecreatieve onderkomens ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - categorie 3' | 60 m² (incl. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) | is aangegeven op de verbeelding | is aangegeven op de verbeelding |
bijgebouwen bij verblijfsrecreatieve onderkomens | 50% van het hoofdgebouw | 2,5 m | gelijk aan of lager dan het hoofdgebouw, tot maximaal 3,0 m |
overkappingen | | | 3,0 m |
erf- of terreinafscheidingen - voor de voorgevelrooilijn - overige plaatsen | | | 1,0 m 2,0 m |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | | | 3,0 m |
4.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- het is verboden verblijfsrecreatieve onderkomens dan wel andere gebouwen te gebruiken voor permanente bewoning;
- het is verboden bijbehorende bouwwerken te gebruiken voor permanente en recreatieve bewoning.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de verbeelding aangewezen als '
Waarde - Archeologie 1' zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
- Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in artikel 5 lid 1 bedoeld, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3,0 m.
- Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschriften uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 150 m²;
- een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- het plaatsen van funderingspalen waarbij de afstand tussen de funderingspalen groter is dan 5 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het college van burgemeester en wethouders kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 2 sub a. Deze omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologisch waardvolle objecten worden verwacht.
Bovendien kan een omgevingsvergunning worden verleend indien de betrokken archeologische waarden, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorschriften te verbinden, gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verboden uitvoering van andere werken
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming '
Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of bouwhoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
- het plaatsen van funderingspalen waarbij de afstand tussen de funderingspalen kleiner is dan 5 m;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.4.2 Uitzonderingen
Het verbod van
artikel 5 lid 4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor vrijstelling is verleend, zoals in artikel 5 lid 3 bedoeld;
- een oppervlakte beslaan van ten hoogste 150 m²;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingsvergunning;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
- normaal onderhoud en beheer betreft ten dienste van de bestemming.
5.4.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in
artikel 5 lid 4.1 wordt verleend, indien de aanvrager van de vergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologisch waardvolle objecten worden verwacht. Bovendien kan middels een omgevingsvergunning worden afgeweken indien de betrokken archeologische waarden, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking voorschriften te verbinden, gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door een of meer bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen indien het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het onderhoud en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.
6.2 Bouwregels
Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in
artikel 6 lid 1 bedoeld, geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
6.3 Nadere eisen
Ter beoordeling van de afwijking, bedoeld in
artikel 6 lid 4, dient de aanvrager een schriftelijk advies van het hoogheemraadschap aan te leveren.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen van het bepaalde in
artikel 6 lid 2, voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijn, die noodzakelijk zijn in het kader van waterstaatsbelang.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Verboden uitvoering van andere werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op de in artikel 15 lid 1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- het ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen en egaliseren;
- het dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
- het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur;
- het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten behoeve van ontginning of draineren;
- de aanleg van oeverbeschoeiingen.
6.5.2 Uitzonderingen
- het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
6.5.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 6 lid 5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
- het waterhuishoudkundig belang (kwalitatief en kwantitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen niet wordt geschaad.
6.5.4 Nadere eisen
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid, bedoeld in
artikel 6 lid 5.3, dient de aanvrager een schriftelijk advies van het hoogheemraadschap aan te leveren.
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Toegelaten bouwwerk met afwijkende maten
Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- ingeval van herbouw is artikel 8 lid 1 sub a uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing;
8.2 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
- ondergrondse bouwwerken zijn niet toegestaan.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c, van de Wabo, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
- het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
- het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen op de niet daarvoor aangegeven percelen;
- het gebruik van grond en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting of escortbedrijf;
- het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
- het gebruik van recreatieve middelen voor permanente woondoeleinden.
9.1 Specifieke gebruiksregels
9.1.1 Gebruik
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
10.1 Algemene afwijkingsbevoegdheid ten behoeve van geringe afwijkingen
Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken is - met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10 %;
- overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de maximum overschrijding bedraagt 3,0 m en het bouwvlak mag met ten hoogste 10 % worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht voor bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuw of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 11 lid 1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 11 lid 1 sub a onder 1 van dit artikel met maximaal 10%.
- Het bepaalde in artikel 11 lid 1 sub a van dit artikel is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
11.2 Overgangsrecht voor gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 11 lid 2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in artikel 11 lid 2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde in artikel 11 lid 2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
11.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan grond en bouwwerken gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders met het oog op beëindiging op termijn van die met het plan strijdige situatie, ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht met een omgevingsvergunning afwijken.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van bestemmingsplan Recreatieperceel Westeinde, Leimuiden van de Gemeente Kaag en Braassem.