Type plan: projectbesluit
Naam van het plan: Spoorstraat 1 te Roelofarendsveen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1884.PBKBSPOORSTRAAT1-VAS1

4.9 Water

In het kader van het verkrijgen van een duurzaam watersysteem hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen in 2001 de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw (WB’21) ondertekend. Onderdeel van het nieuwe waterbeleid is de “watertoets”: de check van ruimtelijke plannen aan de gevolgen voor het watersysteem.
 
Ruimtelijke plannen dienen een waterparagraaf te bevatten. Initiatiefnemers van ruimtelijke plannen moeten in een vroegtijdig stadium van het planvormingsproces de waterbeheerder(s) betrekken. De initiatiefnemer vraagt de waterbeheerder(s) om een wateradvies in de vorm van een watertoets. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van het overleg opgenomen. Op basis van de watertoets zal de waterbeheerder Keurontheffing en, indien nodig, een Wvo-vergunning (Wet verontreiniging oppervlaktewater) verlenen.
 
Beleid
 
Algemeen
Het algemene waterbeleid dat op het projectgebied van toepassing is, staat beschreven in de Vierde Nota Waterhuishouding van de Rijksoverheid (zie hoofdstuk 3) en het beleid van Hoogheemraadschap van Rijnland. Daarnaast zullen het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) de komende jaren richtinggevend worden voor het regionale waterbeheer in Nederland.
 
Waterwet (2009)
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering'. Het doel van de waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, w.o. de Kaderrichtlijn Water. Een opvallend feit is dat met de inwerkingtreding van de nieuwe Waterwet de Wvo-vergunning voor het lozen vanuit gemeentelijke rioolstelsels op het oppervlaktewater en de heffing op riooloverstorten verdwijnen. Deze worden vervangen door algemene regels die zijn geformuleerd in het Besluit lozen buiten inrichtingen (AMvB). Niet alles is echter onder te brengen in de algemene regels. Daartoe introduceert de Waterwet de integrale watervergunning. In de integrale watervergunning gaan zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) op in één aparte watervergunning.
 
NBW en KRW
Het NBW betreft vooral kwantiteitsaspecten van het waterbeheer, zoals de waterberging bij hevige regenval. De KRW richt zich met name op de chemische en ecologische waterkwaliteit. Het Hoogheemraadschap van Rijnland is volop bezig met beide richtlijnen. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden. Het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen gaan dit samen aanpakken. Het gaat daarbij om het aanpakken van de gevolgen van de zeespiegelstijging, bodemdaling en een veranderend klimaat. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes. Om deze problemen te bestrijden zijn maatregelen nodig met als uitgangspunt het eerst vasthouden, dan bergen en vervolgens afvoeren van water.
 
Beleid Hoogheemraadschap van Rijnland
 
Keur 2006 en Beleids- en Algemene regels 2009
Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. VerdeI' zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem.
De "Keur en Beleidsregels" maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:
  • Waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden),
  • Watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken),
  • Andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).
De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit weI te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Keurvergunning. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.
 
Afkoppelen en DUBO
Voor het afkoppelen van verharding geldt de “Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken” (2003) van de Werkgroep Riolering West - Nederland als beleidsuitgangs-punt. Voor deze beslisboom is de kwaliteit van afstromend regenwater van verschillende oppervlakken onderzocht en op basis van deze metingen zijn de verharde oppervlakken opgedeeld in drie categorieën: 
  • licht verontreinigd;
  • matig verontreinigd;
  • (zwaar) verontreinigde oppervlakken.
Dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering
Constructies in, op of nabij een waterkering vormen een potentieel gevaar voor de primaire functie van de waterkering. Niet alleen kan bebouwing het waterkerend vermogen negatief beïnvloeden, ook kan dijkverzwaring in de weg staan. Het waterkerend vermogen van een dijk wordt bepaald door de kruinhoogte, de fundering, alsmede de stabiliteit en de waterdichtheid van het beklede dijklichaam. De aanwezigheid van bebouwing kan de faalmechanismen en daarmee het waterkerend vermogen negatief beïnvloeden. Het hoogheemraadschap heeft daarom bouwactiviteiten in de waterkering in haar Keur in beginsel verboden. Indien activiteiten plaatsvinden die in strijd zijn met het belang van de kering (bijvoorbeeld bouwwerken, kabels en leidingen, verhardingen, beplanting, etc.) moet een Watervergunning op grond van de Keur aangevraagd worden bij het hoogheemraadschap van Rijnland. Omdat het waterkeringbelang niet het enige belang is en bouwwerken in sommige gevallen verenigbaar zijn met een veilige waterkering, kan het hoogheemraadschap via een Watervergunning ontheffing verlenen van dit verbod.
 
Dempingen en verhard oppervlak
In de nota ‘Dempingen en verhard oppervlak’ (2006) van Hoogheemraadschap van Rijn-land wordt onder meer beschreven onder welke voorwaarden dempingen mogen plaats-vinden van open wateren. Welke compenserende maatregelen daarbij en bij de aanleg van verhard oppervlak moeten worden genomen is beschreven in deze nota. Voor afzonderlijke projecten met een te verharden oppervlakte kleiner dan 500 m² is in principe geen compensatie vereist. Voor projecten met een te verharden oppervlak kleiner dan 500 m² is geen compensatie vereist, tenzij:
  • sprake is van meerdere te ontwikkelen min of meer aaneengesloten bouwplannen die bij elkaar groter zijn dan 500 m²;
  • het nieuw aan te leggen verhard oppervlak meer dan 10% van het oppervlak van het peilvlak (waarin betreffend verhard oppervlak wordt aangelegd) beslaat;
  • het betreffende peilvak de toename van de piekafvoer door uitbreidingen van het verhard oppervlak niet kan verwerken.
Indien het te verharden oppervlakte van meer dan 500 m² bedraagt, dan geldt de zogenaamde 15% regel. Dit betekent dat de toename van verharding moet worden gecompenseerd door extra open water te graven, te weten 15 % van de toename van verharding als “functioneel” open water. Deze compensatie moet in hetzelfde peilgebied plaatsvinden, of binnen het plangebied.
  
Water in relatie tot ontwikkeling nieuwbouw woningen
 
Huidige situatie
Het projectgebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied van de kern Roelofarendsveen. Het projectgebied heeft een oppervlakte van ca. 1290 m². In de huidige situatie is het projectgebied in gebruik als gezondheidscentrum, parkeerterrein en groenstrook. De totale verharding in de huidige situatie bedraagt circa 780 m².
 
Toekomstige situatie
De verharding in de toekomstige situatie zal bestaan uit een parkeergarage met daarboven 3 a 4 lagen woonbebouwing en overige verharding voor onder andere de oprit, parkeervoorzieningen en een vluchtpad. Het deel dat niet verhard is, zal in de toekomstige situatie een groenstrook zijn. De totale oppervlakte van het bouwplan bedraagt ongeveer 754 m². De verharding in het overige gedeelte komt neer op ongeveer 350 m². De totale verharding in het bouwplan bedraagt circa 1100 m². Kenmerken watersysteem Waterafvoer Het hemelwater dat neerkomt op de nieuwe woningen zal zoveel als mogelijk worden afgekoppeld. Het vuil water uit de woningen zal worden afgevoerd via het bestaande rioolstelsel.
 
Compensatie
Hoogheemraadschap Rijnland schrijft in haar beleid voor dat indien een initiatiefnemer meer dan 500 m² extra verhard oppervlak wil aanleggen compensatie in de vorm van open water vereist is. Voor een extra verharding tussen de 500 en 10.000 m² geldt een compensatie in de vorm van open water met een oppervlak van minimaal 15% van het aan te leggen extra verhard oppervlak. In de huidige situatie is er sprake van een totale verharding van circa 780 m². In de nieuwe situatie zal de verharding toenemen tot 1100 m ². Hier uit is op te maken dat de totale verharding met minder dan 500 m² toeneemt, te weten 320 m². Volgens ‘Beleidsregel 4: compensatie verhard oppervlak’ uit de regelgeving van het Hoogheemraadschap van Rijnland is voor een project met een extra verharding van minder dan 500 m² compensatie niet vereist.
  
Conclusie
Door de kleine schaal van het project en de ligging binnen bestaand bebouwd gebied zijn geen watercompenserende maatregelen vereist. De beoogde werkzaamheden zullen geen invloed hebben op het huidige grondwatersysteem. Het aspect water vormt geen belemmering voor het onderhavige project.